De belangrijkste ontwikkeling voor de speeldoos vond plaats in 1796. Antoine Favre Salomon presenteerde aan de Geneefse Commissie van la Société des Arts zijn speelwerk zonder hamers en bellen. Zijn ontdekking ‘de kam met tanden’

Cartel voor een klokvoet 1810-1815 Zwitserland (fabrikant onbekend)    © foto - www.musikautomaten.ch

 

*) Onderstaande Jaartallen : geven de datum aan waarop het systeem voor het eerst is toegepast, dan wel uitgevonden. Daarnaast wordt veelal de uitvinder vermeld.

a)    Types :

  • Handmatig - manivelles met losse of vaste hendel
  • Hendel los met Ratelwinding - rond houten greep 1844-1845*. Links achter opklapbaar plankje
  • Hefboom messing en Ratelwinding
    a)    met platte greep 1845>
    b)    met ronde greep 1850 >
    c)     met T-greep ca. 1885
  • Sleutel – links opwinden met sleutel 1815-ca.1845, sleutel in doos in apart vak 1835>
  • Sleutelwinding met snek – veer in combinatie met toelopend getand rad en ketting, voor gelijkmatige aandrijfkracht en verlenging speelduur. M.n. ingebouwd in klokvoet 1820>
  • Weense en Praagse dozen - vrijwel alleen sleutelwinding, aan linkerzijde

b)    Meest voorkomende Stijlen :

  • Automaten – bijvoorbeeld Stations-muziekdozen met bewegende figuren (Zwitserland) en Cabinet stijlen (Engeland). Veelal muntinworp
  • Duplex – 1887 Alfred Junod*. Speelt 2 cilinders tegelijk op 2 kammen
  • Flûtina segment – 1861 Ducommun. Enkel tongorgel deel in kam
  • Helicoidal – 1878. Cilinder met notatie in schroeflijn vorm
  • Semi Helicoïdal - de cilinder is zodanig volledig gepind, dat hij oneindig blijft doorspelen
  • Longue Marche – 1879. Verlengen speelduur. Bijv. d.m.v. dubbele veerton, extra tandwiel etc
  • Mandoline – Ca. 1840. Meer gelijkgestemde tanden, maximaal 11. Min. 6 pinnen op een rij
  • Oiseau - met fluitend vogeltje
  • Orchestral – met bellen, drums en castagnetten. Zowel in Tafelmodel als Buffetstijl
  • Organoclide - mandoline effect in de bas
  • Ouverture – Expressiever. Extra dikke cilinder, vaak met verschillende tandpunten en fijnere kam. Ouvertures en melodieën met variaties
  • Pianoforte – Ca. 1840. Hard en zacht (grote en kleine kam (), extra dynamiek. Tweede methode verschillende penlengtes
  • Piccolo/Concertino – Twee kammen, waarvan één kleine met dikkere tanden (¼ kam). Meestal één octaaf boven de melodielijn
  • Plérodiénique - 1882 Albert Jeanrenaud voor Paillard. Twee cilinders op eenzelfde as. Wanneer de ene speelt wisselt de andere van spoor en neemt dan zonder onderbreking de melodie over. Gedurende één omwenteling draaien de cilinders samen
  • Polytype – 1 cilinder, 2 kammen, 6 melodieën waarvan 2 subliem harmonie, 2 pianoforte en 2 harp-harmonique
  • Revolver – 1870. Met 3 tot 6 roterende cilinders in carrousel
  • Subliem Harmonie – 1874 C. Paillard & Recordon.Twee of meer kammen voor een rijkere klankkleur
  • Toegepast in andere apparaten – bijvoorbeeld samen met een praxinoscoop of juwelendoosjes
  • Verwisselbare cilinders – Vanaf 1854 o.a. Ideal, Gloria, Peerless, Alexandra, Amobean (zie ook ‘cilinders afwijkend’)
  • Voix Celeste – Ca. 1861. Kam met orgeldeel (dubbele tongen) m.b.v. winddruk balgjes

c)     Kenmerken :

  • Accessoires – bellen, trommels, castagnetten na 1850; citer (tremolo-harp) 1878
  • Bedieningsorganen – Links buiten bekisting vóór 1840. Beschermd door opklapbaar plankje 1840-1860. Na invoering ratelwinding ca 1845 rechts
  • Beveiliging – begrenzing opwinden veer
    • a)    Breguet systeem – tandwiel voor de helft vertand plus sleepveer met nok <1860
    • b)    Maltezer kruis – een schijf met noktand blokkeert d.m.v. het kruis de veerton 1860>. Om een ongecontroleerde   run te voorkomen
    • c)    Parachute stop van Jacot – de ankervormige pal wordt in het palrad gedrukt 1886> (Mermod)
  • Cilinder hol – 1815-1825
  • Cilinder gevuld – vanaf 1825 gevuld met een composiet van schellak, was en steengruis
  • Cilinder afwijkend – Verwisselbare zadelcilinder Paillard Amobean, uitvinding Lateulere
  • Cilinder verschuiven – 1815. M.b.v. slakkennok
  • Demping – zie ‘kammen demping’
  • Glasplaat – Vanaf 1835
  • Kammen uit één stuk – 1820 François Louis Lecoultre.
  • Kammen V-kammen – 1820> symmetrische kam met twee baszijden en discant centraal
  • Kammen Zig-Zag-kammen – 1820> op één volgende kammen. Tanden snel oplopend van lang naar kort
  • Kam met extra tanden - voor o.a. verborgen bellen, troms etc
  • Kammen Demping - reepjes perkament en baarden van vogelveren vastgezet onder de tandtip metschellak. M.n. Praag en Wenen. Messing- of staaldraadje vastgemaakt aan lood. Een gebogen stalen veertje onder de tandtip aan het aambeeld gemonteerd. 1820 Francois Nicole
  • Kleur binnenkant muziekdoos – 1815-1835 notenhout onbewerkt; 1835-1870 rood intern; 1870 > zwart
  • Melodieën – Tot 1840 maximaal 8. Tot 1870 maximaal 36
  • Melodie aanwijzer
  • Regulateur – 1824 met robijn. Voor die tijd glas of gehard staalplaatje
  • Slobben voor bas- en middentonen - a) tot ca. 1825 werd vooral messing gebruikt   b) 1818 > lood (blokken of baarden). Tanden werden vóór 1818 ook verdikt of verbreed
  • Tanden – 1802-1815. Enkele tanden of segmenten van twee. 1815 David Lecoultre segmenten van 2 tot 6 tanden
  • Titelblad – Vanaf 1830
  • Vernikkeld speelwerk – cilinder etc. na 1880

Voor de geschiedenis van de cilinderspeeldoos lees ook : De Speeldoos hoe het begon – Niko Wiegman


Voor andere bijzondere verhalen met veel achtergrond info abonneer je op ons Bulletin